Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En toen zij hun ogen van verre ophieven, kenden zij hem niet, en hieven hun stem op, en [31]weenden; daartoe scheurden zij een ieder zijn [32]mantel, en strooiden stof op hun hoofden [33]naar den hemel. 31. Hier en in vs.13 worden verhaald vijf tekenen van zeer grote droefheid, die deze vrienden van Job vertoonden, namelijk: I. hun geween; II. de verscheuring van hun kleed; III. de strooiing van het stof op hun hoofden; IV. het nederzitten op de aarde; V. hun stilzwijgen. Zie van gelijke treurige gebaren, Gen.21:16, en Gen.37:34; Joz.7:6; 2 Sam.12:16,17; Esth.4:1,2,; Jes.47:1; Klaagl.2:10; Ezech.27:30. 32. Zie boven, hfdst.1 vs.20. 33. Dat is, de aarde en het stof opwaarts werpende, hebben hun hoofden daarmede bestrooid.